4.2.
Is
het een Joodse aangelegenheid?
1. De
Thora is voor de geboren Israëliet en voor de vreemdeling.
·
Eenzelfde
wet zal gelden voor de geboren Israëliet en voor de vreemdeling, die in uw
midden vertoefd. Ex.12:49.
·
Enerlei
inzettingen zal voor u gelden, zowel voor de vreemdeling als voor de in het
land geborene. Num.9:14.
·
En
wanneer een vreemdeling bij vertoeft, of iemand die van geslacht op geslacht
onder u is, en hij brengt een vuuroffer
tot een liefelijke reuk voor de HERE, dan zal hij handelen zoals gij; wat de
gemeente betreft eenzelfde inzetting zal gelden voor u als voor de vreemdeling
die bij u vertoeft. Een altoosdurende inzetting zal het zijn voor uw geslachte:
gij en de vreemdeling zullen voor de HERE gelijk zijn. Eenzelfde wet en
eenzelfde voorschrift zal gelden voor u als voor de vreemdeling die bij u
vertoefd. Num.15:14-16.
·
Enerlei
recht zult gij hebben; de vreemdeling zij gelijk de geboren Israëliet, want Ik
ben de HERE, uw God. Lev.24:22.
·
Laat
dan de vreemdeling die zich bij de HERE aansloot niet zeggen: De HERE zal mij
zeker afzonderen van zijn volk. En de vreemdelingen die zich bij de HERE
aansloten om Hem te dienen, en om de naam de HEREN lief te hebben, om Hem tot
knechten te zijn, allen die de sabbat onderhouden, zodat zij hem niet
ontheiligen, en die vasthouden aan mijn verbond: hen zal ik brengen naar Mijn
heilige berg en Ik zal hen vreugde bereiden in mijn bedehuis. Hun brandoffers
en hun en hun slachtoffers zullen welgevallig zijn op mijn altaar, want mijn
huis zal een bedehuis heten voor alle volken. Jes.56:3,6,7.
2. Wij
zijn ingeënt aan de olijfboom
Wij maken ook deel uit van deze bijzondere
verbintenis met de Eeuwige in een nieuwe verbondsrelatie door het bloed van
Yeshua en het tatoeëren van Gods Thora op de tafelen van onze harten. Daar praten
Rom.11 en Luc over
Rom.11: 11-14
11 Zo zeg ik dan: Hebben zij gestruikeld, opdat
zij vallen zouden? Dat zij verre; maar door hun val is de zaligheid den
heidenen geworden, om hen tot jaloersheid te verwekken.
12 En indien hun val de rijkdom is der wereld,
en hun vermindering de rijkdom der heidenen, hoeveel te meer hun volheid!
13 Want ik spreek tot u, heidenen, voor zoveel
ik der heidenen apostel ben; ik maak mijn bediening heerlijk;
14 Of ik enigszins mijn vlees tot jaloersheid
verwekken, en enigen uit hen behouden mocht.
15 Want indien hun verwerping de verzoening is
der wereld, wat zal de aanneming wezen, anders dan het leven uit de
doden?
16 En indien de eerstelingen heilig zijn, zo is
ook het deeg heilig, en indien de wortel heilig is, zo zijn ook de takken
heilig.
17 En zo enige der takken afgebroken zijn, en
gij, een wilde olijfboom zijnde, in derzelver plaats zijt ingeent, en des
wortels en der vettigheid des olijfbooms mede deelachtig zijt geworden,
18 Zo roem niet tegen de takken; en indien gij
daartegen roemt, gij draagt den wortel niet, maar de wortel u.
19 Gij zult dan zeggen: De takken zijn
afgebroken, opdat ik zou ingeent worden.
20 Het is wel; zij zijn door ongeloof
afgebroken, en gij staat door het geloof. Zijt niet hooggevoelende, maar
vrees.
21 Want is het, dat God de natuurlijke takken
niet gespaard heeft, zie toe, dat Hij ook mogelijk u niet spare.
22 Zie dan de goedertierenheid en de strengheid
van God; de strengheid wel over degenen, die gevallen zijn, maar de
goedertierenheid over u, indien gij in de goedertierenheid blijft; anderszins
zult ook gij afgehouwen worden.
23 Maar ook zij, indien zij in het ongeloof niet
blijven, zullen ingeënt worden; want God is machtig om dezelve weder in te
enten.
24 Want indien gij afgehouwen zijt uit den
olijfboom, die van nature wild was, en tegen nature in den goeden olijfboom ingeënt;
hoeveel te meer zullen deze, die natuurlijke takken zijn, in hun eigen
olijfboom geënt worden?
3. Wij
staan in een nieuwe verbondsrelatie met God
Door het verlossingswerk van Yeshua zijn wij
uit Gods genade en door ons geloof in Yeshua verzoend met God. Het bloed van
Yeshua maakt dat mogelijk.
Het
oude verbond
Exodus 34:27
Verder zeide de
HEERE tot Mozes: Schrijf u deze woorden; want naar luid dezer woorden heb Ik
een verbond met u en met Israel gemaakt.
Exodus
24:6-8
6 En Mozes nam de helft van het bloed, en zette
het in bekkens; en de helft van het bloed sprengde hij op het altaar.
7 En hij nam het boek des verbonds, en hij las
het voor de oren des volks; en zij zeiden: Al wat de HEERE gesproken heeft,
zullen wij doen en gehoorzamen.
8 Toen nam Mozes dat bloed, en sprengde het op
het volk; en hij zeide: Ziet, dit is het bloed des verbonds, hetwelk de HEERE
met ulieden gemaakt heeft over al die woorden.
Het
nieuwe verbond
Lucas 22:20
Desgelijks ook den
drinkbeker na het avondmaal, zeggende: Deze drinkbeker is het nieuwe testament
in Mijn bloed, hetwelk voor u vergoten wordt.
Jer. 33:31-33
31 Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat
Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal
maken;
32 Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen
gemaakt heb, ten dage als Ik hun hand aangreep, om hen uit Egypteland uit te
voeren, welk Mijn verbond zij vernietigd hebben, hoewel Ik hen getrouwd had,
spreekt de HEERE;
33 Maar dit is het verbond, dat Ik na die dagen
met het huis van Israel maken zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun
binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God
zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.
We zijn in een nieuwe verbondsrelatie met God
en de Thora is geschreven in onze binnenste.
4.3.
De
nachtelijke uren van Yeshua en zijn volgelingen.
Yeshua bidt, loopt op het water; Petrus loopt
op het water.
Matt.14:22-33
22 En terstond dwong Jezus Zijn discipelen in
het schip te gaan, en voor Hem af te varen naar de andere zijde, terwijl Hij de
scharen van Zich zou laten.
23 En als Hij nu de scharen van Zich gelaten
had, klom Hij op den berg alleen, om te bidden. En als het nu avond was
geworden, zo was Hij daar alleen.
24 En het schip was nu midden in de zee, zijnde
in nood van de baren; want de wind was hun tegen.
25 Maar ter vierde wake des nachts kwam Jezus af
tot hen, wandelende op de zee.
26En de discipelen, ziende Hem op de zee wandelen,
werden ontroerd, zeggende: Het is een spooksel! En zij schreeuwden van vrees.
27 Maar terstond sprak Jezus hen aan, zeggende:
Zijt goedsmoeds, Ik ben het, vreest niet.
28 En Petrus antwoordde Hem, en zeide: Heere!
indien Gij het zijt, zo gebied mij tot U te komen op het water.
29 En Hij zeide: Kom. En Petrus klom neder van
het schip, en wandelde op het water, om tot Jezus te komen.
30 Maar ziende den sterken wind, werd hij
bevreesd, en als hij begon neder te zinken, riep hij, zeggende: Heere, behoud
mij!
31 En Jezus, terstond de hand uitstekende, greep
hem aan, en zeide tot hem: Gij kleingelovige! waarom hebt gij gewankeld?
32 En als zij in het schip geklommen waren,
stilde de wind.
33 Die nu in het schip waren, kwamen en aanbaden
Hem, zeggende: Waarlijk, Gij zijt Gods Zoon!
Yeshua bidt, de discipelen slapen
Matt.26: 31-46
31 Toen zeide Jezus tot hen: Gij zult allen aan
Mij geergerd worden in deze nacht; want er is geschreven: Ik zal den Herder
slaan, en de schapen der kudde zullen verstrooid worden.
32 Maar nadat Ik zal opgestaan zijn, zal Ik u
voorgaan naar Galilea.
33 Doch Petrus, antwoordende, zeide tot Hem: Al
werden zij ook allen aan U geergerd, ik zal nimmermeer geergerd worden.
34 Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, dat
gij in dezen zelfden nacht, eer de haan gekraaid zal hebben, Mij driemaal zult
verloochenen.
35Petrus zeide tot Hem: Al moest ik ook met U
sterven, zo zal ik U geenszins verloochenen! Desgelijks zeiden ook al de
discipelen.
36Toen ging Jezus met hen in een plaats genaamd
Gethsemane, en zeide tot de discipelen: Zit hier neder, totdat Ik heenga, en
aldaar zal gebeden hebben.
37 En met Zich nemende Petrus, en de twee zonen
van Zebedeus, begon Hij droevig en zeer beangst te worden.
38 Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is geheel
bedroefd tot den dood toe; blijft hier en waakt met Mij.
39 En een weinig voortgegaan zijnde, viel Hij op
Zijn aangezicht, biddende en zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat
dezen drinkbeker van Mij voorbijgaan? doch niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij
wilt.
40 En Hij kwam tot de discipelen en vond hen
slapende, en zeide tot Petrus: Kunt gij dan niet een uur met Mij waken?
41Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt; de
geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.
42 Wederom ten tweeden male heengaande, bad Hij,
zeggende: Mijn Vader! Indien deze drinkbeker van Mij niet voorbij kan gaan,
tenzij dat Ik hem drinke, Uw wil geschiede!
43 En komende bij hen, vond Hij hen wederom
slapende; want hun ogen waren bezwaard.
44 En hen latende, ging Hij wederom heen, en bad
ten derden male, zeggende dezelfde woorden.
45 Toen kwam Hij tot Zijn discipelen, en zeide
tot hen: Slaapt nu voort, en rust; ziet, de ure is nabij gekomen, en de Zoon
des mensen wordt overgeleverd in de handen der zondaren.
46 Staat op, laat ons gaan; ziet, hij is nabij,
die Mij verraadt.
De gemeente bidt Petrus uit de boeien
Hand.12:1-12
1 En omtrent denzelfden tijd sloeg de koning
Herodes de handen aan sommigen van de Gemeente, om die kwalijk te
handelen.
2 En hij doodde Jakobus, den broeder van
Johannes, met het zwaard.
3 En toen hij zag, dat het den Joden behagelijk
was, voer hij voort, om ook Petrus te vangen (en het waren de dagen der
ongehevelde broden);
4Denwelken ook gegrepen hebbende, hij in de
gevangenis zette, en gaf hem over aan vier wachten, elk van vier
krijgsknechten, om hem te bewaren, willende na het paas feest hem voorbrengen
voor het volk.
5 Petrus dan werd in de gevangenis bewaard;
maar van de Gemeente werd een gedurig gebed tot God voor hem gedaan.
6 Toen hem nu Herodes zou voorbrengen, sliep
Petrus dienzelfden nacht tussen twee krijgsknechten, gebonden met twee ketenen;
en de wachters voor de deur bewaarden den gevangenis.
7 En ziet, een engel des Heeren stond daar, en
een licht scheen in de woning, en slaande de zijde van Petrus, wekte hij hem
op, zeggende: Sta haastelijk op. En zijn ketenen vielen af van de handen.
8 En de engel zeide tot hem: Omgord u, en bind
uw schoenzolen aan. En hij deed alzo. En hij zeide tot hem: Werp uw mantel om,
en volg mij.
9 En uitgaande volgde hij hem, en wist niet,
dat het waarachtig was, hetgeen door den engel geschiedde, maar hij meende, dat
hij een gezicht zag.
10En als zij door de eerste en tweede wacht gegaan
waren, kwamen zij aan de ijzeren poort, die naar de stad leidt; dewelke van
zelve hun geopend werd. En uitgegaan zijnde, gingen zij een straat voort, en
terstond scheidde de engel van hem.
11 En Petrus, tot zichzelven gekomen zijnde,
zeide: Nu weet ik waarachtiglijk dat de Heere Zijn engel uitgezonden heeft, en
mij verlost heeft uit de hand van Herodes, en uit al de verwachting van het
volk der Joden.
12 En als hij alles overlegd had, ging hij naar
het huis van Maria, de moeder van Johannes, die toegenaamd was Markus, alwaar
velen samenvergaderd en biddende waren.
Paulus en Silas bidden en zingen zich uit de
boeien; onderwijzing, bekering, doop en doopsfeest.
Hand.16:16-40
16 En
het geschiedde, als wij tot het gebed heengingen, dat een zekere dienstmaagd,
hebbende een waarzeggenden geest, ons ontmoette, welke haar heren groot gewin
toebracht met waarzeggen.
17 Dezelve volgde Paulus en ons achterna, en
riep, zeggende: Deze mensen zijn dienstknechten Gods des Allerhoogsten, die ons
den weg der zaligheid verkondigen.
18 En dit deed zij vele dagen lang. Maar Paulus,
daarover ontevreden zijnde, keerde zich om, en zeide tot den geest: Ik gebied u
in den Naam van Jezus Christus, dat gij van haar uitgaat. En hij ging uit ter
zelfder ure.
19 Als nu de heren van dezelve zagen, dat de
hoop huns gewins weg was, grepen zij Paulus en Silas, en trokken hen naar de
markt voor de oversten.
20 En als zij hen tot de hoofdmannen gebracht
hadden, zeiden zij: Deze mensen beroeren onze stad, daar zij Joden zijn.
21En zij verkondigen zeden, die ons niet geoorloofd
zijn aan te nemen noch te doen, alzo wij Romeinen zijn.
22 En de schare stond gezamenlijk tegen hen op;
en de hoofdmannen, hun de klederen afgescheurd hebbende, bevalen hen te
geselen.
23 En als zij hun vele slagen gegeven hadden,
wierpen zij hen in de gevangenis, en geboden den stokbewaarder, dat hij hen
zekerlijk bewaren zou.
24 Dewelke, zulk een gebod ontvangen hebbende,
wierp hen in den binnensten kerker, en verzekerde hun voeten in de stok.
25 En omtrent den middernacht baden Paulus en
Silas, en zongen Gode lofzangen en de gevangenen hoorden naar hen.
26 En er geschiedde snellijk een grote
aardbeving, alzo dat de fundamenten des kerkers bewogen werden; en terstond
werden al de deuren geopend, en de banden van allen werden los.
27 En de stokbewaarder, wakker geworden zijnde,
en ziende de deuren der gevangenis geopend, trok een zwaard, en zou zichzelven
omgebracht hebben, menende, dat de gevangenen ontvloden waren.
28 Maar Paulus riep met grote stem, zeggende:
Doe uzelven geen kwaad; want wij zijn allen hier.
29 En als hij licht geeist had, sprong hij in,
en werd zeer bevende, en viel voor Paulus en Silas neder aan de voeten;
30 En hen buiten gebracht hebbende, zeide hij:
Lieve heren, wat moet ik doen, opdat ik zalig worde?
31 En zij zeiden: Geloof in den Heere Jezus
Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis.
32 En zij spraken tot hem het woord des Heeren,
en tot allen, die in zijn huis waren.
33 En hij nam hen tot zich in dezelve ure des
nachts, en wies hen van de striemen; en hij werd terstond gedoopt, en al de
zijnen.
34 En hij bracht hen in zijn huis, en zette hun
de tafel voor, en verheugde zich, dat hij met al zijn huis aan God gelovig
geworden was.
35 En als het dag geworden was, zonden de
hoofdmannen de stadsdienaars, zeggende: Laat die mensen los.
36 En de stokbewaarder boodschapte deze woorden
aan Paulus, zeggende: De hoofdmannen hebben gezonden, dat gij zoudt losgelaten
worden; gaat dan nu uit, en reist heen in vrede.
37 Maar Paulus zeide tot hen: Zij hebben ons,
die Romeinen zijn, onveroordeeld in het openbaar gegeseld, en in de gevangenis
geworpen, en werpen zij ons nu heimelijk daaruit? Niet alzo; maar dat zij
zelven komen, en ons uitleiden.
38 En de stadsdienaars boodschapten deze woorden
wederom den hoofdmannen; en zij werden bevreesd, horende, dat zij Romeinen
waren.
39 En zij, komende, baden hen, en als zij hen
uitgeleid hadden, begeerden zij, dat zij uit de stad gaan zouden.
40 En uitgegaan zijnde uit de gevangenis, gingen
zij in tot Lydia; en de broeders gezien hebbende, vertroostten zij dezelve, en
gingen uit de stad.
Ten slotte
En zo hebben we onderzocht of de nachtwake van
Shavuot wel een Joods gebruik is dat ondersteunt wordt door het woord van God.
Dit hebben wij gedaan om te voorkomen dat we God tevergeefs eren door leringen
van mensen te stellen boven het gebod van God in plaats van het woord van God
de ere plaats te geven bij alles wat we ondernemen.
We hebben gezien hoe God, Yeshua en zijn
volgelingen de nachtelijke uren hebben doorgebracht in bidden, lofprijs,
feesten, allemaal tot eer en glorue van de vader.
Laten wij dus in navolging van Yeshua waken en
bidden in de nachtelijke uren tot eer en glorie van de Vader.
Waakt en bidt, dat
gij niet in verzoeking komt;
de geest is wel
gewillig, maar het vlees is zwak.
Mark.14: 38.
Denise Sumter
Lid van de Messiaans Joodse Community
Kodesh L’Adonai (Heilig voor de Heer)